Zes stappen in de uitvoering van de KRW
De KRW hanteert een systeem voor uitvoering dat is gebaseerd op een zesjarige beleidscyclus met zes onderdelen:
- het vaststellen van de huidige situatie;
- het vaststellen van de doelen;
- het vaststellen van stroomgebieden en stroomgebiedsbeheerplannen;
- het vaststellen en uitvoeren van maatregelenprogramma’s;
- de monitoring van de toestand en trends in de waterlichamen en de effecten van de genomen maatregelen en;
- de eventuele aanpassing van het beleid.
Tijdens de beleidscyclus wordt er constant gemonitord op de effecten van de maatregelen en de negatieve en positieve trends. Zo kan de invloed van de plannen en programma’s worden gemeten en kunnen er op elk moment aanpassingen gedaan worden in het beleid, om zo verbetering van de waterkwaliteit en -kwantiteit te bewerkstelligen en de doelen te behalen. Dit wordt ook wel een programmatische aanpak of adaptief beheer genoemd. Hieronder lees je meer over de stroomgebiedsplannen, de maatregelenprogramma’s en de monitoring.
Stroomgebiedsbeheerplannen
De aanpak van de KRW is op het niveau van stroomgebieden. Een stroomgebied wordt gedefinieerd als: “Een gebied vanwaar al het over het oppervlak lopende water via een reeks stromen, rivieren en eventueel meren door één riviermond, estuarium of delta in zee stroomt.” Stroomgebieden worden niet begrensd door de landsgrenzen.
Nederland kent vier (internationale) stroomgebieden: de Rijn, Maas, Schelde en Eems. Voor de stroomgebieden schrijft de KRW voor dat er elke zes jaar stroomgebiedsbeheerplannen dienen te worden vastgesteld. Aangezien de stroomgebieden niet worden begrensd door landsgrenzen, verdient het de voorkeur dat deze plannen worden opgesteld voor het internationale stroomgebied. Een stroomgebiedsbeheerplan bevat een beschrijving van de watersystemen, met een identificatie van de verschillende waterlichamen binnen het systeem; de status van deze verschillende waterlichamen; een omschrijving van de huidige toestand binnen het stroomgebied en; de doelen en maatregelen binnen het stroomgebied.
Figuur 4: De vier (internationale) stroomgebieden in Nederland.
Bron: stroomgebied - Hunze en Aa's (hunzeenaas.nl)
Maatregelenprogramma’s
Behalve stroomgebiedsbeheerplannen moeten er ook maatregelenprogramma’s worden opgesteld voor het gehele stroomgebied (of het deel binnen de landsgrenzen van een lidstaat. De maatregelen zijn voor de komende drie jaar en zorgen ervoor zorgen dat de doelstellingen van de KRW worden bereikt.
Monitoring
De toestand van de aangewezen waterlichamen dient constant gemonitord te worden om te controleren of de voorgenomen maatregelen uit de maatregelenprogramma’s effectief zijn. Wanneer uit de monitoring blijkt dat de doelstellingen uit de KRW vermoedelijk niet op tijd gehaald zullen worden, moet de lidstaat ervoor zorgen dat de oorzaken van het eventuele falen worden onderzocht; de betrokken vergunningen en toestemmingen onderzocht en zo nodig herzien worden; de monitoringsprogramma's getoetst en zo nodig bijgesteld worden; en eventueel noodzakelijke aanvullende maatregelen worden getroffen. Bij uitzonderlijke omstandigheden zoals omvangrijke overstromingen of lange droogteperioden, kan de lidstaat bepalen dat aanvullende maatregelen niet haalbaar zijn (artikel 11 lid 5).
Overige waterlichamen
Waterlichamen worden aangewezen als KRW-waterlichaam wanneer ze van aanzienlijke omvang zijn. Voor overige waterlichamen geldt dat hiervoor geen type-specifieke referentiesituatie opgesteld hoeft te worden. Ook is het voor deze waterlichamen niet nodig om een monitoringsprogramma op te stellen. Maar de toestand van een overig waterlichaam mag de verbetering van een aangewezen KRW-waterlichaam niet in de weg zitten. Ook mag er door vervuiling in een waterlichaam uit de categorie ‘overig’ geen achteruitgang plaatsvinden in de aangewezen KRW-waterlichamen. Ook moet de toestemming voor een project in een overig waterlichaam verenigbaar zijn met het maatregelenprogramma dat geldt voor het betrokken KRW-waterlichaam.
Omzetting van de KRW in Nederlands recht
In Nederland zijn de bepalingen uit de KRW omgezet in de Omgevingswet, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en het Omgevingsbesluit (Ob).
Voor de aangewezen KRW-oppervlaktewaterlichamen gelden er omgevingswaarden. Deze zijn juridisch bindend voor het bestuursorgaan dat ze vaststelt. Een omgevingswaarde voor water bepaalt de gewenste kwaliteit, uitgedrukt in meetbare of berekenbare eenheden. Wanneer er een omgevingswaarde wordt vastgesteld, wordt ook bepaald of er sprake is van een inspannings-, een resultaats- of een ander soort verplichting en of het resultaat binnen een bepaalde termijn bereikt moet zijn.
Wanneer een omgevingswaarde wordt vastgesteld, brengt dit een drietal verplichtingen met zich mee: 1) de doelstelling dient binnen de gestelde termijn te worden bereikt; 2) er dient te worden gemonitord of er wordt voldaan aan de omgevingswaarde en; 3) wanneer duidelijk wordt dat er niet aan de doelstelling voldaan zal worden, dient het bestuursorgaan een programma vast te stellen.
De omgevingswaarden voor de chemische en ecologische toestand/potentieel van KRW-oppervlaktewaterlichamen zijn opgenomen in het Bkl. Deze omgevingswaarden gelden voor alle, in een waterprogramma aangewezen, KRW-oppervlaktewaterlichamen. Hierop zijn wel uitzonderingen mogelijk.
Het verbod op achteruitgang is opgenomen in artikel 4.15 Bkl.
Om de vastgestelde omgevingswaarden te bereiken, worden de maatregen genomen die in de verplichte maatregelenprogramma’s staan. Deze zijn er op Rijksniveau voor de Nederlandse delen van de Rijn, Maas, Schelde en Eems, op provinciaal niveau voor de regionale wateren en op het niveau van de waterschappen voor de watersystemen die zij beheren. De uitvoering van de in de programma’s opgenomen maatregelen zorgt ervoor dat er uiteindelijk wordt voldaan aan de voor de KRW-waterlichamen vastgestelde omgevingswaarden.